Ploegen voor een aangepast landbouwbeleid (De Morgen – 21/02/2014)
Louise Knops is onderzoeksters bij denktank CEPS, medewerkster van Europarlementslid Philippe Lamberts en lid van de Vrijdaggroep. Ze schrijft deze bijdrage in eigen naam.
Het nieuws ging bijna ongemerkt voorbij: op 1 januari 2015 treedt een herziene versie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in werking. Landbouw was niet meteen een toonbeeld van moderniteit in onze industrialiseringsgeschiedenis, en met 5% van de totale werkgelegenheid ver van de meesten hun bed. Toch moeten we hoognodig bekijken welke toekomst er is weggelegd voor het landbouwbeleid dat met om en bij de 40% nog steeds Europa ’s grootste begrotingspost is.
Verrassend is daarom dat we ons in volle besparingsperiode niet druk maken om de 373 miljard 179 miljoen van het GLB en de manier waarop dit geld verdeeld zal worden in de loop van de volgende zeven jaar (2014-2020). En dan hebben we het nog niet over de actualiteit waardoor landbouw- en voedingsvraagstukken zichzelf op de politieke agenda zetten: de toename van de voedselprijzen in 2007-’08, de Europese melkcrisis in 2009 en allerhande recente schandalen in de voedingsketen.
Nochtans gaan er als sinds 2009 stemmen op voor een grondige hervorming van het GLB. Van de complete afschaffing van landbouwsubsidies tot de terugkeer naar meer landbouwinterventie en de fundamentele herformulering van steuntoekenningscriteria (zoals ecologische voorwaarden), de veranderingsscenario’s waren legio en de verwachtingen hooggespannen. Bovendien waren alle elementen voor een hervormingsgezinde constellatie aanwezig: een ongeziene economische crisis en wantrouwen tegenover de oplossingen die men aanvoerde in de jaren 1990 en 2000, een nieuwe landbouwcommissaris en, kers op de taart, de eerste deelname van het Europees parlement aan het legislatieve hervormingsproces van het Europees landbouwbeleid. Men dichtte het parlement daarom een grote rol toe in de GLB-hervorming: het zou een progressieve stempel drukken op het GLB omdat er voortaan ook andere dan de traditionele bedrijfs- en landbouwbelangen zouden meespelen.
Al snel maakte een zekere ontgoocheling zich echter meester van de waarnemers die hoopten dat het Europees parlement de kentering zou realiseren. De politiek-economische realiteit van het onderhandelingsproces won het van de grote, revolutionaire redevoeringen. Met de vergroening van het GLB door financiële steun te koppelen aan ecologische criteria, de kern van de recente veranderingen, haalde het parlement haar slag thuis.
Hoewel waardevol, de hervorming heeft het GBL nog onvoldoende opgewassen tegenover de nieuwe agrarische en maatschappelijke uitdagingen. Ontstaan op het einde van de jaren ’50 moest het GLB een industrieel landbouwmodel helpen ontwikkelen om de voedseltoevloed van een hongerig Europa te verzekeren. Maar sindsdien zijn de noden van de Europeanen sneller veranderd dan het GBL zelf. Het resultaat is dat door decennia lang een intensieve landbouw te promoten, het GBL de transitie naar een alternatief model, dichter bij de prioriteiten en behoeftes van de 21e eeuw, heeft bemoeilijkt.
Nochtans sturen alle indicatoren aan op een beleidsomwenteling: de dure subsidies hebben de werkgelegenheidserosie in deze sector niet kunnen tegenhouden, en de landbouwintensifiëring heeft de aarde in bepaalde zones danig verarmd dat landbouwers helemaal afhankelijk zijn geworden van kunstmatige meststoffen en pesticides (en dus van fossiele brandstoffen). Uitwassen die zich vandaag tot bij de consument laten voelen: die koopt liever goedkope lasagne op basis van paardenvlees dan een duurdere biosteak, weliswaar met een lager prijskaartje voor het milieu.
Bepaalde actoren hebben echter niet op de GLB-hervorming van 2013 gewacht om stappen te zetten in de richting van een duurzamer landbouwmodel. De biologische landbouw bijvoorbeeld – die een aantal grote pijlers van de traditionele landbouw in vraag stelt – groeit overal in Europa en vertegenwoordigt in bepaalde landen al 20% van de grondopbrengst.
Ook in de steden bewegen er zaken die vandaag door het GLB worden miskend: gedeelde moestuinen, groepsaankopen of het kweken van aangepaste gewassen, zoals de champignonteelt. Meer en meer mensen proberen bewust lokaal en seizoensgebonden te eten. Deze evoluties worden als het begin van een veel grotere systeemomwenteling aangevoeld die verder rijkt dan bezigheidstherapie voor hipsters. Uit een studie van de FUSL en Greenloop uit 2013 blijkt dat stedelijke landbouw in Brussel mogelijks tot 6000 jobs zou kunnen creëren. Genoeg voer om de volgende GLB hervorming van 2020 voor te bereiden!