Naar een draagbare rugzak (De Morgen – 20/08/2013)

Joeri Colson is lid van De Vrijdaggroep en schrijft deze bijdrage in eigen naam.

Binnen enkele dagen neemt een groot deel van de bevolking terug plaats achter de schoolbanken. Supermarkten en kleinhandelaars wrijven in hun handen. Vulpennen en mappen, verfraaid met afbeeldingen van het laatste nieuwe kinderprogramma worden aan de man gebracht. Rugzakken zullen over de toonbanken rollen.

Ook onder de Vlaamse beleidsmakers rolt het woord rugzak meer en meer over de tongen, maar dan in een andere betekenis. Het benoemt een principe waarbij de burger wordt aangemoedigd en geholpen om zijn opgedane competenties (al dan niet verworven tijdens zijn studies) systematisch in kaart te brengen. Iets wat eveneens in Wallonië gebeurt. Zo is er voor jongeren reeds op jonge leeftijd de mogelijkheid voorzien om eerder opgedane extra-scholaire competenties in te geven in een computerprogramma. De arbeidsbemiddelingsdiensten (bijvoorbeeld de VDAB met ‘ mijn loopbaan’) stellen voor alle werkzoekenden een elektronische portfolio met oplijsting van competenties ter beschikking. Daarenboven wordt dit beleid door de regionale ministers van werk kracht bijgezet door onder andere het uitreiken van ervaringsbewijzen, het stimuleren van het competentiebeleid in de ondernemingen en door al deze competenties te situeren binnen een groter Europees kwalificatieraamwerk.

Recent heeft Europa met zijn kerninitiatief ‘nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen’ op het belang van een goed competentiebeleid gewezen. Dit allemaal in de hoop dat de informatie-asymmetrie waar de werkgever mee te kampen heeft (wat zijn de competenties van een werknemer ?), minder groot is en hij dus de beste vruchten van de arbeidsmarkt kan plukken en zoniet de juiste meststoffen kan gebruiken om deze vermarktbaar te maken. Op zich een nobel initiatief, want mogelijke exotische of wat rijpere vruchten die normaal gezien niet om hun kwaliteiten zouden erkend worden, krijgen op deze manier een grotere kans om in de smaak te vallen, maar is dit wel het geval?

Kan het niet zijn dat het te vroeg oplijsten van competenties ervoor zorgt dat jongeren hun vrijetijdsactiviteiten te veel gaan invullen vanuit een eerder instrumentele visie en het intrinsieke karakter hiervan gaan verwaarlozen? Gaan jongeren dus met andere woorden niet bij de scouts gaan of zich lid maken van een jongerenafdeling van een partij gewoon omwille van de competenties die ze hier opdoen zoals spreken in publiek, het leiden van een vergadering of het hebben van een vergadering, alles wat dus mooi staat op hun curriculum vitae en niet omwille van de ontspanning an sich of van de visie van een partij. Zorgt de nadruk op deze oplijsting van competenties opgedaan in het ook niet altijd zo toegankelijke verenigingsleven er niet voor dat ‘de loopbaan’ te vroeg begint terwijl de eindmeet reeds al verder is gezet, waardoor de kans op ‘verzuring’ groter wordt?

Zou het tevens niet kunnen dat een andere maatregel ter bevordering van het competentiebeleid, de ervaringsbewijzen, die uitgereikt worden door verschillende testcentra voor verschillende beroepen, voor sommige mensen de afstand naar de arbeidsmarkt net niet groter maken? Terwijl ze vroeger via hun cv konden bewijzen dat ze ervaring in een bepaalde job hebben en deze dus, ondanks het ontbreken van een diploma, naar behoren kunnen uitvoeren, moeten ze nu testen ondergaan om aan te tonen dat ze dit weldegelijk gekund hebben. Zorgt het behalen van dit bewijs er trouwens ook niet voor dat mensen een (duur) label krijgen waardoor ze zich mogelijks uit de markt prijzen?

Zullen bedrijven het competentiebeleid niet aangrijpen om nog meer aan ‘cherry picking’ te doen? Terwijl ze een tijdje geleden mensen met een zeker diploma of professionele staat van dienst moeilijker de toegang tot bepaalde posities konden ontzeggen, kunnen ze nu aangeven dat ze een bepaalde competentie ontberen. Hoe ruim zou men bijvoorbeeld het begrip ‘de juiste attitude’ immers niet kunnen invullen? Creëert dit dus niet een extra subjectieve arbitraire ruimte? Worden daarnaast wel de juiste competenties door werkgevers en in de maatschappij gevalideerd? Zo worden bijvoorbeeld competenties die eerder als feminien bekeken worden (zoals deze met betrekking tot zorg) nog steeds financieel ondergewaardeerd. Zo ook deze met betrekking tot handenarbeid. Ondanks de globalisering blijkt meertaligheid ook in onze gouw ondergewaardeerd, alleszins toch in Vlaanderen als Vlaams niet 1 van de beste talen is.

Schuilt in het competentiebeleid dus weer niet het gevaar dat het falen van het onderwijs wordt weggemoffeld, dat de afstand naar het verenigingsleven voor sommige groepen over het hoofd wordt gezien, dat het voor bemiddelingsdiensten niet evident is om personen te kunnen matchen, dat werkgevers nog steeds op een vaak te arbitraire wijze mensen promoveren en dat in onze samenleving de feminiene, manuele en streek-overstijgende competenties nog te weinig naar waarde worden geschat?

Op zich kan niemand ertegen zijn dat men promoot om bewuster om te gaan met wat men in zijn eigen rugzak steekt, maar dreigt deze in een dergelijk klimaat en op zo’n geaccidenteerd terrein al niet te snel te verworden tot een te zware last op de schouders van de burger?