Hoe controleer je 838 cabinetards?
Dit opiniestuk verscheen ook in De Standaard, op vrijdag 16 oktober 2020.
De ellenlange formatiesaga culmineerde begin deze maand in de eedaflegging van de Vivaldi-regering. Het regeerakkoord van De Croo leest als één lange afrekening met de oude politieke cultuur. Het document wordt gekruid met beloftes genre ‘democratische vernieuwing’ en ‘ethische politiek’. Maar deze week bleek dat de Vivaldi-kabinetten 838 medewerkers zullen tellen, 69 méér dan de regering-Michel. Een valse start.
De coronacrisis heeft het gebrek aan een deugdelijke bestuurscultuur in ons land blootgelegd. De burger raakt zoetjesaan gewend aan het gebrek aan daadkracht, efficiëntie en transparantie in de Wetstraat. Terwijl het politieke centrum leegloopt, timmeren extremistische formaties aan de weg naar de electorale top. Door het coronadebacle is de geloofwaardigheid van de traditionele politiek geërodeerd.
Aan hervormingsdrang bij politici geen gebrek: de oproepen tot vermindering van het aantal parlementsleden of de afschaffing van de Senaat zijn legio. Maar ze doen het voor de galerij. Het ware probleem is de particratie: de totale politisering van alle geledingen van ons overheidsapparaat. Almachtige partijen leggen de wetgevende macht aan de ketting en zijn verworden tot financiële kolossen die te weinig verantwoording moeten afleggen aan de burger.
Waan van de dag
De echte macht is verschoven van het parlement naar de ministeriële kabinetten, die aan elke democratische controle ontsnappen. Onderzoek toont aan dat 60 tot 70 procent van de totale personeelsbestanden van partijen uit cabinetards bestaan. Niet verwonderlijk dat partijen over elkaar struikelen om in een van de vele regeringen te raken. Parlementsleden moeten het daarentegen rooien met één medewerker. De particratie ontneemt parlementariërs alle tools om hun grondwettelijke opdracht te kunnen vervullen: de uitvoerende macht controleren.
De media besteden daar onrustwekkend weinig aandacht aan. Zo kunnen kabinetten onder de radar opereren, terwijl ze de politieke marsrichting van ons land aangeven. Het contrast met de meeste Europese landen, zoals Nederland, waar een minister recht heeft op maximaal twee politiek benoemde adviseurs, is opmerkelijk. Bij onze noorderburen werken ministers veel nauwer samen met de administraties, die waken over de lange termijn.
Belgische kabinetten zijn daarentegen meer gefocust op de politieke waan van de dag: partijbelang boven algemeen belang. Ook onttrekken ze veel talent aan de administraties. Bovendien voedt de wildgroei aan politieke benoemingen de permanente conflicten tussen kabinetten en administraties. Kabinetten vallen niet onder het Koninklijk Besluit van 1937 over het rijkspersoneel, en evenmin onder de supervisie van het Bureau voor ambtelijke ethiek en deontologie. De burger heeft dus geen enkele garantie dat de mensen die in de cockpit van de democratie zitten de nodige expertise en integriteit hebben.
Vergeetput van de Wetstraat
In 2015 lanceerde de Vrijdaggroep negen voorstellen om de deontologie in ministeriële kabinetten te bevorderen, inclusief een deontologisch ontwerpcharter dat elke cabinetard zou moeten ondertekenen. Voormalig premier Charles Michel (MR) noemde ons initiatief toen nog ‘zeer interessant'. Vijf jaar later lijkt het idee in de vergeetput van de Wetstraat te zijn beland.
Hoog tijd om onze negen punten van onder het stof te halen en weer op de politieke agenda te plaatsen.
1. Een intergouvernementeel deontologisch charter, gepubliceerd en bekrachtigd door elke minister en zijn of haar kabinet.
2. Het officiële regeringsportaal bevat de namen en functies van de leden van de ministeriële kabinetten. Het moet alle betaalde activiteiten en mandaten van elke kabinetsmedewerker vermelden en de tijd die hij of zij aan die activiteiten besteedt.
3. Dat portaal biedt een correct overzicht van de detacheringen bij de administraties voor de kabinetten.
4.Het Rekenhof werkt een regeling uit voor mogelijke opvolgingsproblemen die optreden nadat kabinetsmedewerkers hun ambt hebben verlaten.
5. Een opleiding voor kabinetsmedewerkers dringt zich op, met name een deontologische vorming en een theoretische inleiding tot basisvaardigheden die ze zelf niet bezitten (zoals administratief recht, openbare financiën, grondwettelijk recht, de organisatie van de overheid, de werking van het parlement). Aan het einde van de opleiding wordt de deelnemers gevraagd het charter te tekenen.
6.Er wordt een tweetalige ‘master in public administration’ op Belgisch niveau uitgewerkt, met onder andere vooraanstaande politici en topambtenaren of kabinetsmedewerkers als docenten.
7. Parallel met de beperking van de omvang van de kabinetten, moet de administratie op termijn een actievere rol spelen bij het definiëren van het beleid, om de doelstellingen op lange termijn na te streven.
8. Een permanent apolitiek kabinetssecretariaat met ambtelijk statuut verzorgt de transitieperiode tussen ministers en is het contactpunt voor de bevoegde administratie voor de alledaagse processen.
9. Ministers moeten een beroep kunnen doen op het selectiebureau Selor bij de rekrutering van kabinetsmedewerkers, die over de juiste competenties en expertise moeten beschikken.
De particratie afbouwen is een werk van lange adem. Wij hebben de voorzet al gedaan. Laat dit een eerste stap zijn.