Goed nieuws voor toekomstige generaties

Laurent Hanseeuw, econoom bij Cushman&Wakefield en aan de ULB, is lid van de Vrijdaggroep en coauteur van een nota aan de Pensioencommissie. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam.

De inkt van Di Rupo’s pensioenhervorming was nog niet droog, of een expertencommissie kreeg de opdracht om met een rapport het pad te effenen voor de volgende grote hervorming. De regering erkende dus dat haar hervormingen onvoldoende waren om de pensioenuitdaging het hoofd te bieden. Zonder kapstok in het regeerakkoord werd voor een zoveelste ‘commissionering’ gekozen. Meteen het perfecte alibi om in de verkiezingsprogramma’s zo vaag mogelijk te blijven over de pensioenkwestie.Groot was dan ook de vrees dat de Pensioencommissie een bleek rapportje zou afleveren vol technische details, om de zwakke boodschap te maskeren. Gelukkig kregen de sceptici ongelijk. De voorstellen van de Pensioencommissie zijn niet enkel technisch en statistisch sterk onderbouwd, ze geven ook duidelijk aan in welke richting het systeem fundamenteel moet veranderen. Wij identificeerden tussen de 187 pagina’s drie pijlers voor de volgende grote pensioenhervorming.Het systeem moet in de eerste plaats transparanter. Het volstaat niet een duurzaam systeem te ontwerpen en het van voldoende financiering te voorzien. Het moet ook verstaanbaar en transparant zijn opdat het voldoende legitimiteit zou genieten. Pensioenen zijn gebaseerd op vertrouwen en wat men een ‘langdurig lidmaatschap’ zou kunnen noemen (ik draag nu bij om binnen 45 jaar iets terug te krijgen). Het systeem kan dus enkel duurzaam zijn als iedereen ook gelooft dat het voldoende robuust en rechtvaardig is. Dat betekent onder meer dat men een idee heeft van wat men heeft bijgedragen en wat men er kan uithalen.

Eenvoudig en slim

Het voorstel om met punten te werken die later kunnen worden omgezet in pensioenrechten voldoet aan die doelstelling. Dat systeem laat ook makkelijker toe om aan parameters te sleutelen en nog en cours de route aanpassingen door te voeren. Eenvoudig en slim.Daarnaast gaat ook veel aandacht naar rechtvaardigheid. Elk loopbaanverschil om recht te hebben op een pensioen moet volgens de experts objectief kunnen worden verantwoord. En passant worden de sociale partners geresponsabiliseerd. Applaus. Alleen zouden wij nog verder durven gaan. De harmonisering van de verschillende stelsels (werknemers-zelfstandigen-ambtenaren) is embryonaal. Zeker, als het van de experts afhangt mogen de studiejaren van ambtenaren niet langer meetellen in de pensioenopbouw; kunnen contractuele ambtenaren via een overheidspensioenfonds bijkomende rechten opbouwen zodat hun statuut de facto naar dat van de statutaire ambtenaren toegroeit; en moeten zelfstandigen meer bijdragen om aanspraak te kunnen maken op een hoger pensioen. Maar de verschillen en de schotten tussen de pensioenstelsels blijven grotendeels overeind, terwijl de relevantie van verschillende statuten in een moderne arbeidsmarkt verder zal eroderen. Anderzijds stelt de Pensioencommissie mijns inziens terecht vraagtekens bij de fiscale behandeling van de verschillende kapitalisatiestelsels (het pensioensparen in de zogenaamde tweede en derde pijler).

Politieke kamikaze

Ten slotte gaat ook veel aandacht naar de financiële duurzaamheid van het systeem. Dat zou bij ongewijzigd beleid stilaan failliet gaan, tonen ook de nieuwe projecties die de Pensioencommissie door het Planbureau liet simuleren. Langer werken is ook in dit rapport het credo. Niet toevallig wordt in één scenario de wettelijke pensioenleeftijd verhoogd naar 66 jaar in 2025 en naar 67 jaar in 2030 (62 jaar voor het vervroegd pensioen en 44 loopbaanjaren). Vroeger op pensioen gaan kan, mits een financieel verlies van 2,5 procent per jaar, wat een zekere flexibiliteit toelaat.Dergelijk voorstel is respectabel, alleen maakt de Pensioencommissie hier een politieke keuze. Want wat belet politici naast langer werken te kiezen voor lagere pensioenen, hogere bijdragen, of een combinatie van de drie om de financiële duurzaamheid op lange termijn te garanderen? Toegegeven, lagere pensioenen is politieke kamikaze, hogere lasten gezien de internationale context onwenselijk (en politieke kamikaze), en pensioensparen ideologisch bijzonder gevoelig. De impliciete keuze van de Pensioencommissie valt dus te verantwoorden, maar is politiek niet neutraal. In dat opzicht is de ergernis van bepaalde vakbonden en een aantal linkse partijen begrijpelijk. Een keuze voorstellen als het logische gevolg van een technische analyse is een dooddoener voor elk debat.Het rapport is ondanks enkele gebreken goed nieuws voor het pensioen van de jongeren en dat van de toekomstige generaties. Het is gedurfd en evenwichtig, en streeft naar een transparanter, rechtvaardiger en duurzamer systeem. Welke politieke formatie kan de bal binnenkoppen?