Father

Pleidooi voor een ambitieus vaderschapsverlof voor alle Europeanen

Nathalie François is juriste, manager bij het Parijse adviesbureau YCE Partners en lid van de vrijdaggroep. Eveneens verschenen op knack.be van vrijdag 20 april 2018.

Op 17 november 2017, op de sociale top van Göteborg, maakte de Europese Unie de Europese pijler van sociale rechten bekend. Tot deze Europese pijler behoort het recht op evenwicht tussen werk en privéleven, waarbij “vrouwen en mannen gelijke toegang moeten hebben tot speciale vormen van verlof om hun zorgtaken te kunnen vervullen, en worden aangemoedigd om daar op een evenwichtige manier gebruik van te maken”.

In een van haar eerste uitvoeringshandelingen van de pijler legde de Europese Commissie op 26 april 2017 een Richtlijnvoorstel neer over het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers. Dit voorstel voorziet in de verplichte invoering in alle lidstaten van de Europese Unie van het recht voor co-ouders om 10 dagen vaderschapsverlof te nemen.

De Commissie stelt immers vast dat “het verschil in arbeidsparticipatie tussen vrouwen en mannen het meest uitgesproken is bij ouders en andere mensen met zorgtaken. In 2015 lag de arbeidsparticipatie van vrouwen met één kind jonger dan zes jaar gemiddeld bijna 9% lager dan die van vrouwen zonder jonge kinderen en in sommige landen loopt dit verschil op tot meer dan 30%.”

Het Richtlijnvoorstel van de Commissie heeft dan ook terecht als doel om de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken door mannen meer mogelijkheden te bieden om hun deel van de zorgtaken op zich te nemen. Want, zoals de Commissie optekent: “het huidige rechtskader op het niveau van de Unie en de lidstaten omvat slechts beperkte stimulansen voor mannen om een even groot aandeel van de zorgtaken op zich te nemen als vrouwen.”

De cijfers wijzen op de noodzaak van die prikkels: Belgische vrouwen besteden dagelijks gemiddeld 4.05u en Belgische mannen 2.30u aan onbetaald werk (OESO, 2013). Anders dan men zou denken evolueert de situatie niet in gunstige zin. Uit de gendergelijkheidsindex 2017 van het Europees Instituut voor Gendergelijkheid blijkt dat de situatie erop achteruitging in België tussen 2005 en 2015.

Het zou dus niet fatsoenlijk zijn aan vrouwen te vragen om nog harder te werken, zonder mannen te vragen om hun deel van de gemeenschappelijke zorgtaken op te nemen.

Bijna een jaar na de indiening van dit voorstel bracht de Commissie juridische zaken van het Europees Parlement op 28 maart jongstleden haar rapport uit. De commissie stelt voor om het vaderschapsverlof opgelegd aan de lidstaten te verlengen tot 14 dagen. En de rapporteur van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken stelt in zijn ontwerpverslag voor om de vergoeding bij ouderschapsverlof – eveneens opgenomen in de ontwerprichtlijn – niet gelijk te stellen aan de ziekte-uitkering, maar aan een uitkering die minstens 75% van het brutosalaris van de betrokken ouder bedraagt. Jammer genoeg wordt niet voorgesteld dit door te trekken voor het vaderschapsverlof.

Deze initiatieven verdienen onze steun, maar kunnen uiteraard nog beter. Een echte uitkering voor het zorgverlof dat vaders aangeboden krijgen, blijft een belangrijke factor om effectief toe te happen. Wanneer er vanaf de geboorte een sterke band groeit tussen vader en kind kan de vader bovendien de nodige zorgvaardigheden ontwikkelen om goed voor zijn kind te zorgen. Zo’n band kan zich alleen ontwikkelen wanneer vader en kind samen tijd doorbrengen. Daarvoor volstaan tien of zelfs veertien armzalige dagen niet.

Overigens vertelt de barometer 2017 van de Franstalige gezinsbond ons dat tot nog toe “maar 55% van de vaders vaderschapsverlof genomen heeft en dat vaders gemiddeld 8 dagen vaderschapsverlof nemen”. Daarom zou men dit verlof moeten verplichten. Het is zeker betreurenswaardig dat er dwang nodig is om op die manier een band te kunnen laten ontstaan tussen een vader en zijn kind. Maar men mag niet uit het oog verliezen dat werkgevers vaders vaak onder druk zetten. Bovendien leert diezelfde barometer ons dat “2 vaders op 3 verplicht vaderschapsverlof genegen zijn” en dat maar 8% ertegen gekant is.

Kortom, we kunnen niet van vaders blijven verlangen dat ze hun deel van de gezinstaken opnemen wanneer ze niet het recht en de materiële mogelijkheid krijgen om minder te werken en tijd aan hun gezin te besteden. De kostprijs van vaderschapsverlof dat die naam waardig is, mag geen tegenargument vormen, zeker niet wanneer de Commissie schat dat “het economische verlies veroorzaakt door de arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen 370 miljard euro bedraagt, wat neerkomt op 2,8% van het bbp”.

We stemmen dus volmondig in met de verplichting voor de lidstaten van de Europese Unie om vaderschapsverlof in te voeren. Dit verlof moet vervolgens ook opgenomen worden door vaders en moet voldoende lang duren om een hechte band met hun kind op te bouwen … Er is nog tijd om de Richtlijn in deze zin bij te sturen!