Partnergeweld (De Morgen – 28/06/2013)

In België krijgen elke dag 2200 verschillende vrouwen fysieke en psychologische klappen van hun partner. Zulk agressief gedrag tegen vrouwen, aldus het intergouvernementele actieplan tegen partnergeweld 2010-2014, is “meestal de uiting in het privéleven van de ongelijke machtsverhoudingen die in onze samenleving nog steeds bestaan tussen vrouwen en mannen”. En die ongelijkheid bestaat wel degelijk nog steeds: vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in raden van bestuur, de politiek en verschillende sferen van het openbare leven. In andere statistieken, daarentegen, zijn ze sterk oververtegenwoordigd, onder meer dus als slachtoffers van partnergeweld. De samenleving draagt daarom niet alleen een verantwoordelijkheid, ze draait ook op voor de kosten.

De uitgaven voor de Belgische ziekteverzekering omwille van partnergeweld worden op zo’n 100 miljoen euro per jaar geschat. Neem de andere kosten (politie en justitie, sociale bijstand, productiviteit, etc.) er bij en het prijskaartje stijgt naar een half miljard euro. De gezondheidszorguitgaven van een vrouw dat het slachtoffer is van partnergeweld stijgen met zo’n 42% leert een Amerikaanse studie uit 2009. Uiteraard is tegen partnergeweld opkomen in de eerste plaats een morele verplichting, en heeft de samenleving in het bestendigen van een aantal genderongelijkheden boter op het hoofd, maar evenzeer heeft ze er economische belangen bij.

Beleidsinitiatieven die de nadruk leggen op sensibiliseren en bestraffen zijn lovenswaardig, maar pakken nog onvoldoende de wortels van het probleem aan. De nog steeds ongelijke man-vrouw relatie in de publieke sfeer wordt doorgetrokken naar de huiselijke sfeer. Vandaag zijn minder dan een kwart van de parlementairen in Europa vrouwen. Hetzelfde weerspiegelend, maar in een omgekeerde verhouding: minder dan een kwart van de ouderschapsverloven die ter beschikking van zowel moeders als vaders staan wordt door mannen opgenomen. 80% van de mannen nemen de tien dagen vaderschapsverlof waar ze recht op hebben op. Anders gezegd: nog een vijfde van de vaders blijft niet bij hun partner en pasgeborene in de eerste weken na de bevalling.

Elementaire logica leert ons dat als vrouwen gestaag een grotere plaats in de publieke sfeer opnemen, dit samen moet gaan met een groter mannelijk engagement in de huishoudelijke sfeer. Quota worden weleens naar voor geschoven om de ondervertegenwoordiging van vrouwen aan te pakken. Om de ondervertegenwoordiging van mannen tegen te gaan stellen we voor de tien dagen vaderschapsverlof verplicht te maken. Het optionele ouderschapsverlof van 4 maanden zou aantrekkelijker kunnen worden gemaakt door het vervangingsinkomen dichter bij het reële loon te brengen. Dit kan gefinancierd worden door een vermindering van de uitgaven gerelateerd aan partnergeweld, en vooral door de pensioenleeftijd (voor iedereen) geleidelijk op te trekken om te compenseren voor de periodes van afwezigheid op de arbeidsmarkt.

De overkoepelende doelstelling van zulk beleid moet een versnelling zijn van het proces waarbij meer mogelijkheden opengaan voor mannen en vrouwen. Als zodanig kunnen quota helpen de samenleving in al haar geledingen representatiever te maken, in zowel de publieke als huishoudelijke of private sfeer.

De invulling die we als kinderen geven aan de man-vrouw relaties en aan het mannelijke en het vrouwelijke wordt in grote mate bepaald door de manier waarop mannen en vrouwen in onze samenleving interageren. Door een tekort aan vrouwen in de publieke sfeer en een verwant tekort van mannen in de private sfeer, beperken we onbewust onze mogelijkheden en pre-definiëren we de rollen die we in de toekomst zullen moeten opnemen (voorbeeldfuncties). Omdat mannelijke en vrouwelijke rollen nog steeds anders gewaardeerd worden, versterken we tevens ook de genderhiërarchie.

We weten dat mannen de belangrijkste daders van gendergerelateerd geweld zijn. En of dit nu ingegeven is door religie, aangewakkerd door alcohol, of versterkt door wanhoop, de sleuteloorzaak blijft een superioriteitsgevoel ten opzichte van vrouwen.

De instrumenten en voorgestelde beleidsopties kunnen het geconstrueerde beeld van zo’n maatschappij veranderen. Quota kunnen een hefboom zijn om een betere vertegenwoordiging van vrouwen in de publieke sfeer te bekomen. Verplicht vaderschapsverlof kan er dan weer voor zorgen dat mannen actiever worden in de huishoudelijke sfeer. Zo evolueren we stap per stap in de richting van een gelijker beeld van de genders – en zodoende een gelijker status tussen mannen en vrouwen. Naïef? Misschien, maar beschouw de aanbevelingen dan als voorbeelden die kaderen in een ruimere beleidsvisie.

Als onze samenleving mannen en vrouwen ongelijk blijft voorstellen, laten we stilzwijgend toe dat de houdingen die tot gendergeweld leiden zich verderzetten. We moeten grondiger en creatiever omgaan met de beleidsinstrumenten voor handen. En we moeten dat doen vóór onze inertie de vrijheid van de volgende generatie beperkt in het vatten, overwegen en respecteren van alle beschikbare opties voor mannen en vrouwen.