De samenwerking tussen de EU en Noorwegen is heus niet zo’n zaligmakend model voor Groot-Brittannië
Marika Andersen (1989, Tonsberg, Noorwegen) werkt in Brussel voor de Noorse NGO Bellona en is de medeoprichtster van EUPanelWatch. Dit stuk verscheen in De Morgen van 30 juni 2016
Ik ben blij dat ik de Brexit in België heb meegemaakt. Niet omdat de Europese instellingen in Brussel gevestigd zijn, maar vanwege de Belgen. Dankzij jullie heb ik geleerd om de EU als méér te zien dan 'een bureaucratisch project van de elites van het continent'. De Brexit heeft Noorwegen aan het denken gezet, maar niet over het belangrijkste punt: hoe wij over de EU praten. Het Belgische discours kan ons tot voorbeeld dienen. Zoals Guy Verhofstadt in het Europees parlement zei: we moeten de democratische keuze van het Verenigd Koninkrijk aanvaarden, hoe erg we het er ook oneens mee zijn. Maar de manier waarop die keuze werd gemaakt, de negatieve campagne, is moeilijk te verteren.
Ik ben opgegroeid aan de Noorse kust. Onze vissersboten varen met Europese vlaggen met een opgestoken middelvinger in de sterrencirkel. In mijn schoolboek was het hoofdstuk over de EU korter dan deze tekst. In het nieuws kwam de EU alleen ter sprake de enkele keren dat Noorwegen een veto over een regel overwoog – ook al is het uiteindelijk nooit tot een veto gekomen.
Noorwegen is geen lid van de Unie maar heeft wel 75% van haar wetten overgenomen. In de afgelopen 20 jaar heeft mijn land 10.000 Europese regels aanvaard, ongeveer 5 wetten voor elke dag dat het Noorse parlement heeft vergaderd. De Noren storten circa 107 euro per persoon in de begroting van de EU. In het Verenigd Koninkrijk is dat momenteel ongeveer 139 euro – en de Britten hebben een stem.
Noorwegen heeft bovendien in verhouding veel meer migranten uit de EU dan het Verenigd Koninkrijk. Het aanvaardt dat allemaal in ruil voor de toegang tot de interne markt. Dankzij het akkoord over de Europese Economische Ruimte (EER) is Noorwegen ironisch genoeg een van de meest geïntegreerde Europese landen geworden, behalve dan voor de visserij en de landbouw.
Het Noorse model is aangehaald als een voorbeeld van hoe het Verenigd Koninkrijk buiten de EU zou kunnen bloeien. Maar Noorwegen doet al evenveel als, of zelfs meer dan het Verenigd Koninkrijk. Noorwegen bloeit niet omdat het buiten de EU staat, maar omdat het in alle praktische opzichten in de EU zit.
Na twee stemmingen tegen het lidmaatschap van de gemeenschap, in 1972 en 1994, heeft Noorwegen geen zetel in de Raad, geen Europese parlementsleden en (met uitzondering van een 50-tal afgevaardigde nationale experts) niemand die voor de Commissie of een andere instantie van de EU werkt. Als partner in de EER wordt Noorwegen net als Liechtenstein en IJsland bij het allereerste ontwerp van een nieuwe Europese wet geraadpleegd. Maar daarna heeft het geen inspraak meer en het mag er natuurlijk niet over stemmen.
De Noren zijn dan ook goed thuis in de wandelgangen van de EU, in de hoop een lidstaat te ontmoeten die wil luisteren – ironisch genoeg was dat vaak het Verenigd Koninkrijk. Ik veronderstel dat we nu met de Britten zullen moeten concurreren om gehoord te worden door de Zweden, de Denen en de andere Europese landen die onze toekomst vormgeven. Welkom in de gangen van Europa, Groot-Brittannië.
Ik werk nu in Brussel voor een Noorse ngo en heb min of meer dezelfde toegang tot de EU als Noorwegen. De Noorse premier heeft dat met zoveel woorden toegegeven, toen ze in de Britse media Noorwegen als een lobbyorganisatie beschreef. Noorse ambtenaren wonen werkvergaderingen van de Commissie bij. Soms, vooral als het over energie gaat, worden Noorse ministers uitgenodigd. Maar de EU is niet verplicht om rekening te houden met het standpunt van de Noren.
Waarom zou ze ook? Noorwegen heeft beslist dat het liever buiten blijft, dat het wil betalen om de voordelen van Europa te genieten maar niet wenst mee te werken aan de constructie ervan. Dure politieke retoriek, dat is het, om maar niet aan de publieke opinie te moeten toegeven deel uit te maken van de Unie. De Britten lijken dat gevoel nu te delen. De Belgen doen dat niet, zoals ik tot mijn vreugde heb ontdekt.
In België zie ik politici die zowel het nationale als het Europese debat leiden, media die in hun nationale berichtgeving de Europese invalshoek aan bod laten komen, nationale gebouwen die de Europese naast de Belgische vlag uithangen. De Belgen vinden dat misschien niet opmerkelijk, maar het is het wel.
De Noorse reactie op de Brexit was misleidend, net zoals het Brexit-debat in het Verenigd Koninkrijk dat was. De Noorse leiders hebben in Brussel niets in de pap te brokken en voeren dus in Noorwegen geen debat over de EU. Maar na de Brexit zeggen ze schijnheilig dat ze zich zorgen maken over de collectieve stabiliteit van Europa. Daarom ben ik blij dat ik de Brexit in België heb meegemaakt, zodat ik weet dat er Europeanen zijn die samen willen bouwen aan de Unie, in plaats van er alleen de vruchten van te plukken.