Hoger onderwijs: voor een ‘generalistisch’ eerste jaar (De Morgen – 06/09/2013)

Voor het eerst stemmen, een rijbewijs behalen, recht krijgen op een erfenis, veroordeeld kunnen worden door het ‘gewone’ gerecht, een biljet van de nationale loterij kunnen kopen of een fles alcohol, reizen zonder toestemming van de ouders … Er hangen zo veel veranderingen samen met 18 jaar worden, stuk voor stuk wijzigingen die het keuzeveld van jongeren verruimen.

En er is nog een keuze die moet worden gemaakt door jongeren rond deze leeftijd, namelijk de studierichting en daarmee samenhangend de richting die ze willen uitgaan in hun toekomstige beroepsleven. Binnen dit domein is de huidige malaise opvallend. Een aanzienlijk deel van de jongeren is niet in staat om op een serene manier, met kennis van zaken en zonder in een bepaalde richting geduwd te worden door de bagage waarmee men het middelbaar verlaat, een keuze te maken voor een hogere studie. Ondanks het steeds groeiende aantal interessante initiatieven zoals oriëntatiecentra, open lessen of informatiesessies, vergissen velen zich in hun keuze door te weinig kennis over het lessenprogramma, de vereisten of hun eigen wensen. Het aantal jongeren dat een tussenjaar in het buitenland doet om aan maturiteit te winnen en zichzelf beter te leren kennen en het aantal dat afhaakt tijdens het eerste jaar hoger onderwijs, bewijzen de omvang van het probleem en de ermee samenhangende kosten, zowel op individueel als op collectief vlak. Een jaar in het buitenland is immers zeer kostbaar en zorgt er zelden voor dat de jongere, die ver verwijderd is van zijn dagelijkse omgeving, een betere keuze kan maken. Het onderbreken van of zakken voor wat vaak een ‘eerste’ eerste jaar wordt, is niet zonder gevolgen voor de privé- en overheidsfinanciën, vormt een psychologisch trauma en kan iemand echt een ‘stempel’ geven.

Maar zijn we, met of zonder psychologische tests en informatiebrochures, op 18-jarige leeftijd al wel klaar om ons te oriënteren op de toekomst? Te beoordelen naar de manier waarop het hoger onderwijs momenteel is ingericht, is het antwoord onmiskenbaar positief. Bovendien wordt de keuze in sommige gevallen al vroeger gemaakt, bij het kiezen van bepaalde opties tijdens het middelbaar en, in bredere zin, door de aard van de opleiding die men heeft genoten. Eerlijk gezegd zijn deze keuzes in het secundair onderwijs soms verre van juist, wegens een gebrek aan informatie en door sociaal-culturele verplichtingen. De waaier aan keuzes op 18-jarige leeftijd wordt niet enkel beperkt door de erfenis van het parcours in het secundair onderwijs, maar ook door bepaalde verschrikkingen, zoals de voorbereiding op een toegangsexamen of het afleggen van evaluatietests.

Het is tijd dat de keuze voor een hogere studie een echte keuze wordt, die zo ruim mogelijk is en die gebaseerd is op betere informatie, met een minimum aan vooraf bepaalde elementen. Om dit te bereiken, moet het moment van de specialisatiekeuze worden verplaatst, zonder echter het aantal studiejaren te verlengen. We moeten de waaier van overstapmogelijkheden na het eerste jaar hoger onderwijs dus vergroten.

De hoofdgedachte is het samensmelten van de programma’s voor hoger onderwijs om vervolgens enkele cursussen in te richten voor het eerste jaar die voor een groot aantal disciplines identiek zijn. We denken bijvoorbeeld aan een richting ‘filologie/rechten/sociale wetenschappen’ waarin exact dezelfde cursussen worden gegeven aan alle studenten van het eerste jaar van deze verschillende domeinen. En wat kan voor de universiteit, zou ook mogelijk moeten zijn voor de hogescholen. Het jaar zou verplicht zijn, maar het al dan niet volledig slagen is niet bepalend voor de toegang tot het tweede jaar van alle richtingen. Slaagt men in bovenvermelde richting bijvoorbeeld niet voor de wiskundecursus, dan kan men nog altijd overgaan naar een tweede jaar rechten. Dit soort regeling bestaat al, maar op beperkte schaal. Zo is het eerste jaar van de studenten economie en de studenten bedrijfsingenieur bijvoorbeeld grotendeels hetzelfde.

De voordelen van dit eerste jaar met een breed spectrum zijn talrijk. Ten eerste laat het de student toe om aan zijn jaar te beginnen, terwijl hij zijn uiteindelijke specialisatie pas een jaar later moet kiezen. Zo kan hij kiezen met kennis van zaken of hij wil gaan voor een studie rechten, psychologie of management. Daarnaast zou dit jaar de sociale mix in de aula’s bevorderen en zou men ruimdenkender worden over het multidisciplinaire. De leerstof zou worden onderwezen zoals ze is en niet volledig afgestemd zijn op een studiedomein dat als ‘hoofdvak’ wordt beschouwd. Ten slotte zou dit bredere jaar leerlingen die door hun keuze van opties in het secundair, of wegens een andere factor, beter zijn in een bepaald vak, de kans geven om een zwakte te compenseren binnen een ander domein. Het zou bijdragen tot een niveaubepaling zonder dat het niveau per definitie daalt.

Over het algemeen zou de inrichting van een generalistisch eerste jaar in het hoger onderwijs toelaten om de geesten te verruimen en de tegenslagen, met al hun schadelijke effecten van dien, beperken. Utopie? Neen, het is zelfs relatief eenvoudig te organiseren door in het eerste jaar de inleidende cursussen te verzamelen die de huidige programma’s nu al bevatten. We mogen er ook niet van uitgaan dat ondernemingen zitten te wachten op hypergespecialiseerd personeel dat voor de rest geen andere disciplines onder de knie heeft. De realiteit is compleet anders. Bovendien is men er in de Verenigde Staten, waar zich de beste universiteiten en de absolute top op het gebied van onderzoek concentreren, ook niet happig op om iemand te vroeg in een bepaalde gespecialiseerde richting te duwen.