Hoe goed doet België het echt? (De Morgen - 30/10/2013)

Dat de Rode Duivels intussen vijfde op de FIFA-ranking staan, waar we een paar jaar geleden nog ergens rond de 70e plaats bengelden tussen Jordanië, Cuba en andere voetbaldwergen, weten we intussen allemaal. Maar hoe doen we het op vlak van het welzijn van onze bevolking?

Eerder dit jaar maakte de Oeso een nieuwe versie van de ‘Better Life Index’ bekend. Daaruit blijkt dat België middelmatig scoort op het vlak van levenskwaliteit. In vergelijking met 34 andere geïndustrialiseerde landen staan we op een zestiende plaats. Daarmee gaat België twee plaatsen achteruit in vergelijking met de vorige opmaak van de index twee jaar eerder. Verder is het beeld vergelijkbaar. De sterke dimensies – inkomen, balans tussen werk en leven, en huisvesting – en zwakke punten – het milieu en veiligheid – blijven dezelfde.Deze resultaten moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. Net als sommigen de wenkbrauwen fronsen bij hoe de FIFA-ranking wordt opgemaakt, kunnen er terechte vragen gesteld worden bij de BLI. Maar de index heeft wel de verdienste dat ze de aandacht vestigt op een belangrijke vraag: hoe meten en dus weten we hoe goed een land echt presteert in het maximaliseren van het welzijn van haar burgers?De Vrijdaggroep heeft de voorbije maanden ook rond deze vraag gewerkt en kwam deze week met haar rapport naar buiten. Daarin pleiten we ervoor dat ‘duurzaam welzijn’ de expliciete doelstelling wordt die onze regeringen nastreven en waarover zijzelf en de media berichten. Sinds het midden van vorige eeuw tot op heden is economische groei – vaak impliciet – de ultieme beleidsdoelstelling geweest. Het bruto binnenlands product (BBP) is de indicator waar regeringen, media en burgers nog steeds naar kijken om de prestaties van een land mee te beoordelen. Elke kleine bijsturing van de verwachte groei van het BBP is goed voor interpellaties in het parlement, berichten in de media en discussies aan togen.

Nochtans is economische groei een middel en geen doel. Het BBP is als indicator nuttig om bedrijfsinvesteringen en overheidsbegrotingen intelligent te kunnen afstemmen. Maar als indicator van de prestaties en vooruitgang van een samenleving schiet het tekort. Het neemt vele zaken die bijdragen tot welzijn niet in beschouwing. Het BBP is zelfs onvolledig als maatstaf voor materiële welvaart door onvoldoende door de overheid of thuis geproduceerde goederen en diensten in rekening te nemen. Verder vertelt het niet hoe duurzaam ons productiesysteem is en hoe gelijk de productie wordt verdeeld, essentieel vanuit zowel huidig als intergenerationeel rechtvaardigheidsperspectief.

Het BBP negeert inderdaad een heel aantal andere dimensies die nochtans bijdragen tot het welzijn van burgers, zoals de kwaliteit van publieke diensten, het niveau van ongelijkheid, de luchtkwaliteit, de hoeveelheid vrije tijd, de sociale cohesie, de schoonheid van ons platteland, de veiligheid in onze steden of de duurzaamheid van onze productie.De Vrijdaggroep stelt daarom voor dat de overheden in België naast BBP alternatieve indicatoren ontwikkelen, hanteren en communiceren die beter materieel en immaterieel welzijn meten. Dit mag geen oefening zijn die in beslotenheid door statistici wordt gevoerd (al zullen zij wel hun rol hebben in de technische uitwerking). Een breed maatschappelijk debat over hoe we ‘duurzaam welzijn’ definiëren en welke indicatoren we opnemen in de meting ervan moet worden gevoerd. Speciale aandacht moet daarbij dus gaan naar de ongelijkheid en duurzaamheid van dit welzijnsniveau. Uiteindelijk zou dit moeten uitmonden in een instrument (wellicht eerder een toolbox dan één cijfer) dat beter dan het BBP de echte vooruitgang van ons land meet. Op die manier verhogen we zowel de kwaliteit van het democratisch debat als van het publiek bestuur en, ultiem, van het leven in ons land.

België heeft in het ontwikkelen van zulke indicator(en) een kleine achterstand op andere landen. Wel is er recent een werkgroep in de Senaat opgericht die zich hierover buigt en heeft ook het Waals Gewest de intentie geuit om alternatieve indicatoren te ontwikkelen. Onze overheden moeten dus niet van een wit blad beginnen en kunnen ook leren van inspirerende voorbeelden die de Oeso maar ook andere landen en internationale instellingen hebben ontwikkeld.

Wij roepen de overheden op om snel werk te maken van een plan van aanpak dat voorziet in een breed maatschappelijk debat over de definitie van welzijn, de ontwikkeling van indicatoren die de verschillende dimensies en verdeling en duurzaamheid van welzijn accuraat meten en, als laatste stap, de ontwikkeling van een scorebord of index van ‘duurzaam welzijn’.

En, oh ja, de Rode Duivels wereldkampioen natuurlijk.

Artikel op trends.knack.be