Digitale economie

Wat brengt de digitale toekomst? De ons voorgespiegelde visioenen zwenken wild tussen dystopie en utopie. Nemen robots de wereld over? Betekent dat massale werkloosheid, of net de bevrijding van de last van arbeid die zwaar op ons drukt? De zaak zo voorstellen maakt de impact van digitalisering op onze economie sexy, want spectaculair — en laat het veld aan visionairen die hun lofzang op de digitale toekomst laten overvloeien in pleidooien om de instituties van de sociale welvaartsstaat als al te hinderlijk op de schop te doen.

De werkelijkheid is prozaïscher: de digitale ‘revolutie’ betekent niet dat robots de wereld zullen overnemen, maar zet tegenstellingen die nooit echt verdwenen zijn weer op scherp. Drie gevaren zijn bijzonder acuut.

Ten eerste stijgt de polarisatie op de arbeidsmarkt. Nieuwe technologieën maken het mogelijk om steeds meer taken met een routinematig karakter over te laten aan robots en computers. Het gaat hier veelal om taken die uitgevoerd worden in het ‘middensegment’ van de arbeidsmarkt, door middengeschoolde arbeiders en bedienden met een redelijk loon. Het loont voor bedrijven de moeite om te investeren in technologie die net dat type jobs vervangt: het routinematige karakter ervan maakt het ontwikkelen van arbeidsvervangende technologie haalbaar, terwijl de redelijke verloning van die jobs het ook voordelig maakt voor een bedrijf om net voor die jobs te investeren in arbeidsvervangende technologie. Gevolg: het middensegment van de arbeidsmarkt kalft af. Dat wil niet zeggen dat massale werkloosheid dreigt. De jobs die hier verdwijnen, worden meer dan gecompenseerd door nieuwe jobs aan de boven- én de onderkant van de arbeidsmarkt, jobs die niet makkelijk te automatiseren zijn, of jobs die te goedkoop zijn om het lonend te maken te investeren in arbeidsvervangende technologie: de arbeidsmarkt polariseert. Het gevaar is dus niet massale werkloosheid, maar wel een toenemende ongelijkheid in lonen en arbeidsbescherming. Het toont de nood aan een beter kader voor het beschermen van wie zwakker staat op de arbeidsmarkt.

Het tweede gevaar sluit daar nauw bij aan. We zien immers dat de technologische doorbraken die ons doen geloven in een wonderlijke nieuwe wereld in de praktijk ingezet worden op de werkplaats om arbeiders beter te kunnen monitoren, surveilleren, controleren. Het is niet de technologie zelf die de menselijke geest kleineert en vermaalt, maar de nietsontziende jacht naar ‘efficiëntie’ en winst die van de mens niets meer maakt dan een door technologische toepassingen beter te beheren kostenpost. Opnieuw dreigt polarisatie, tussen zij voor wie de digitale revolutie net méér vrijheid op het werk betekent, en zij bij wie het laatste restje autonomie dooft. De macht verschuift nog meer van werknemer naar bedrijf.

Die versterkte machtspositie toont zich ook in het derde gevaar. De koek die we met z’n allen bakken in onze economie wordt initieel verdeeld tussen enerzijds ‘arbeid’ (in de vorm van lonen en socialezekerheidsbijdragen) en anderzijds ‘kapitaal’ (in de vorm van bedrijfswinst en uitkeringen aan aandeelhouders); vervolgens houdt de staat belastingen af van die inkomens om de publieke dienstverlening te verzorgen. Lange tijd ging men ervan uit dat de verhouding tussen die twee factoren ‘arbeid’ en ‘kapitaal’ bij de verdeling van de koek stabiel was, maar dat blijkt niet langer het geval: de westerse, post-industriële samenleving kent een structurele verschuiving, waarbij minder van de meerwaarde die we creëren ten goede komt aan ‘arbeid’, en steeds meer aan ‘kapitaal’: bedrijfswinsten stijgen ten koste van de lonen en socialezekerheidsbijdragen. De digitale revolutie versterkt het belang van arbeidsvervangende investeringen, ondergraaft onderhandelingsmacht van werknemers, en wordt aangewend om arbeids- en loonvoorwaarden aan de onderkant van de arbeidsmarkt nog verder te ondermijnen, en versterkt zo die tendens: bedrijven gaan met de vruchten van de digitale revolutie lopen, werkers blijven met lege handen achter.

Hoe moeten we onze fiscale regels aanpassen, gegeven die verschuiving in de verdeling van de meerwaarde van arbeid naar kapitaal? Hoe kunnen we de autonomie en de werkzekerheid van werknemers in zwakkere posities op de arbeidsmarkt garanderen? Op welke manier kunnen we vermijden dat jobpolarisatie leidt tot sociale polarisatie? We hoeven geen schrik te hebben voor een overname van de wereld door robots. We moeten waakzaam zijn dat de digitale disruptie niet ongelijke machtsverhoudingen betonneert.

Matthias SomersCollaborateur scientifique, Think Tank Minerva

[:fr]

Que nous réserve l’avenir numérique ? Les visions proposées oscillent entre dystopie et utopie. Les robots dirigeront-ils notre planète ? Est-ce la porte ouverte au chômage de masse ou plutôt la libération du fardeau du travail qui pèse lourdement sur nos épaules ? Cette dernière supposition teinte de rose les spectaculaires conséquences de la numérisation sur notre économie – et laisse le champ libre aux visionnaires qui, dans leur apologie de l’avenir numérique, invitent à métamorphoser les institutions de l’État-providence, trop ennuyeuses.
La réalité est plus prosaïque : la ‘révolution’ numérique ne marque pas le règne des robots, mais réveille des oppositions qui n’avaient jamais vraiment disparu. Trois dangers nous menacent particulièrement.

Tout d’abord, la polarisation sur le marché du travail s’accroît. Les nouvelles technologies permettent de déléguer toujours plus de tâches routinières à des robots et ordinateurs. Il s’agit surtout d’activités réalisées dans le ‘segment intermédiaire’ du marché du travail, par des travailleurs moyennement qualifiés et des employés au salaire raisonnable. Pour les entreprises, investir dans des technologies remplaçant ce type d’emploi vaut la peine : leur caractère routinier se prête bien à la création de tels outils de remplacement, et la démarche se révèle avantageuse vu la rémunération raisonnable de ces fonctions. Conséquence : le segment intermédiaire du marché du travail s’effondre. Le chômage de masse n’est pas pour autant imminent. Les emplois qui disparaissent sont plus que compensés par de nouveaux postes en haut et en bas du marché du travail, que l’on ne peut aussi facilement automatiser ou qui ne coûtent pas assez cher pour justifier l’investissement dans une technologie de remplacement : le marché du travail se polarise. Le danger n’est donc pas le chômage de masse, mais l’inégalité croissante des salaires et de la protection du travail. D’où la nécessité d’un meilleur cadre de protection pour les personnes plus vulnérables sur le marché.

Le deuxième danger est étroitement lié au premier. En effet, nous constatons que ces avancées technologiques, promesses d’un nouveau monde merveilleux, sont en réalité utilisées, sur le lieu de travail, pour mieux surveiller et contrôler les travailleurs. Ce n’est pas la technologie elle-même qui affaiblit l’esprit humain, mais bien la soif d’‘efficacité’, et de gain. Cette quête insatiable qui réduit l’individu à un poste de coût dont la gestion peut être améliorée grâce aux applications technologiques. Ici aussi, il y a un risque de polarisation entre ceux pour qui la révolution numérique rime avec plus de liberté au travail, et ceux pour qui elle détruit les derniers vestiges d’autonomie. Le pouvoir migre encore davantage de l’employé à l’entreprise.

Le renforcement du rapport de force intervient aussi dans le troisième danger. Le « gâteau économique » que nous cuisinons ensemble est initialement partagé entre ‘le travail’ d’une part (sous forme de salaires et de cotisations sociales), et le ‘capital’ d’autre part (sous forme de bénéfices d’entreprises et de versements aux actionnaires). Ensuite, l’État prélève les impôts sur ces revenus afin de fournir les services publics. Longtemps, nous avons supposé que le partage du gâteau entre ces deux facteurs, ‘travail’ et ‘capital’ était équitable. Cela ne semble toutefois plus être le cas : la société occidentale post-industrielle subit un changement structurel, par lequel la plus-value que nous créons revient moins au ‘travail’ qu’au ‘capital’ : les gains de l’entreprise grimpent, au détriment des salaires et des cotisations sociales. La révolution numérique renforce l’ampleur des investissements de remplacement de la main d’œuvre, sape le pouvoir de négociation des employés et mine encore davantage les conditions de travail et de salaire en bas du marché. Elle renforce ainsi la tendance : les entreprises récoltent les fruits de la révolution numérique, les travailleurs restent les mains vides.

Comment adapter notre législation fiscale au regard de cette migration de la plus-value, du travail vers le capital ? Comment garantir l’autonomie et la sécurité d’emploi des travailleurs plus vulnérables sur le marché ? Comment éviter que la polarisation des emplois n’entraîne la polarisation sociale ? Nous ne devons pas craindre que les robots dirigent le monde. Nous devons veiller à ce que la disruption numérique ne bétonne pas des rapports de force inégaux.

Matthias SomersCollaborateur scientifique, Think Tank Minerva

[:en]

What does the digital future have in store for us? The suggested visions alternately veer wildly between a dystopian and a utopian future. Will robots take over the world? Will this give rise to widespread unemployment, or will it finally free us from the heavy burden of labour? When seen from this perspective, the impact of digitisation on our economy is sexy, because it is spectacular. It also paves the way for visionaries whose praise of the digital future effortlessly segues into arguments in favour of eliminating the cumbersome institutions of the welfare state. The reality is much more prosaic, however: the digital ‘revolution’ does not mean that robots will take over the world. What it does do, however, is highlight conflicts that never really went away. There are three especially worrying dangers. Firstly, this will only serve to increase polarisation on the labour market. New technologies enable us to entrust a growing number of routine tasks to robots and computers. This mainly includes tasks that are carried out in the ‘middle segment’ of the labour market, by medium-skilled workers and employees with a modest salary. Investing in the kind of technology that replaces this type of job is therefore a worthwhile investment for companies. Their routine-based character means the development of labour-replacing technology is feasible. At the same time, the modest wages associated with these jobs means it is also worth the company’s while to invest in this kind of technology for these jobs. As a result, the middle segment in the labour market is gradually slimmed down. This does not mean that the risk of widespread unemployment has increased, however. The jobs that disappear on this level are more than amply offset by new jobs at the top and bottom of the labour market, by jobs that are not that easy to automate or that are too cheap to make the investment in labour-replacing technology worthwhile. The labour market is becoming polarised. There is no threat of widespread unemployment. The real problem here is the increasing inequality in terms of salaries and labour protection, which in turn demonstrates the need for a better framework to protect the weaker workforce.

The second danger is closely related to this. In practice, the technological breakthroughs that make us believe in a wondrous new world are used to better monitor, supervise and control labourers in the workplace. It is not the actual technology that is belittling and grinding down the human mind. Instead, the ruthless quest for ‘efficiency’ and profit turns people into nothing more than a cost centre that can be better managed using technology. Here again, there is a risk of polarisation, between those who think that the digital revolution will create more freedom on the job and those for whom the last bit of autonomy will be effectively snuffed out. The power will shift even more from the employee to the company.

This strengthened dominant position is also apparent in the third danger. The output of our economy is initially divided between ‘labour’ (in the form of wages and social security contributions) and capital (in the form of company profits and dividends to shareholders). The state then withholds taxes on these earnings to assure public services. For many decades, people assumed that the division between the two factors, i.e., ‘labour’ and ‘capital’, was stable. But this is no longer the case. Our western, post-industrial society has experienced a structural shift. Today, less of the added value that we create is now going to ‘labour’ with more going to ‘capital’. Company profits are increasing at the detriment of wages and social security contributions. The digital revolution has increased the importance of labour-replacing investments, undermined the bargaining position of employees and is used to further chip away at the labour and salary conditions at the bottom end of the labour market, thereby strengthening the trend: companies reap the fruit of the digital revolution, the workers are left empty-handed.

How should we adapt our tax rules, given this shift in the distribution of added value from labour to capital? How can we guarantee the autonomy and job security of employees in weaker positions on the labour market? How can we avoid that job polarisation gives rise to social polarisation? We should not be worried that robots will take over the world. Instead, we should make sure that the digital disruption does not cement an imbalance of power.

Matthias SomersCollaborateur scientifique, Think Tank Minerva