Foto wegwijzer Brussel

Een inwoner van Brussel blijft gemiddeld maar 15 jaar in zijn stad. Geen wonder dat de hoofdstad steeds meer inwoners, maar steeds minder burgers telt.

Door Laurent Hanseeuw, lid van de Vrijdaggroep, Brusselaar in hart en nieren. Hij schrijft deze column in eigen naam. Verschenen op Knack.be op vrijdag 15 juli 2016.

De afgelopen maanden waren niet mals voor Brussel. De stad kreeg niet alleen de gruwel van de aanslagen over zich heen, maar werd ook overal, zowel in België als in de rest van Europa, uitgejouwd wegens het falen van politiek en overheid. Haar naam is inmiddels het symbool geworden van de democratische kwalen van onze samenleving, ten koste van de stad en de leefbaarheid zelf.

Voor Brusselaars als ikzelf is dat een vrij onaangename realiteit. Franse, Amerikaanse, maar ook Belgische en Europese journalisten die hier kortere of langere tijd verblijven, spuien stuk voor stuk verwijten aan het adres van de stad. Onze spontane en soms gerechtvaardigde reacties bestaan erin die kritiek onderuit te halen, door te wijzen op hun totale gebrek aan kennis van de Brusselse realiteit, de verantwoordelijkheid van andere bevoegdheidsniveaus of het gebrek aan middelen waarmee de hoofdstad kampt binnen het Belgische institutionele kader. Dat alles is ongetwijfeld deels waar. Het neemt echter niet weg dat Brussel en de Brusselaars gaandeweg fatalistisch een verval van het beheer van de stad hebben leren aanvaarden. Daar moeten we iets aan doen, en daarvoor moeten we ons in de eerste plaats bewust worden van onze eigen tekortkomingen.

Het aantal inwoners in Brussel neemt toe, maar het aantal burgers neemt af. Deze gratuite stelling kan vanuit verschillende standpunten worden bekeken. Het eerste is het onburgerlijke gedrag waaraan we ons allemaal schuldig maken. Brussel is vuil, je moet wel blind zijn als je dat niet ziet. De dienstverlening bij Net Brussel kan zonder twijfel beter, maar het zijn uiteraard niet de vuilnisophalers die het afval op straat gooien. Het feit dat alleen een Franse journalist het durft te schrijven, geeft duidelijk aan hoe erg het met de ontkenning gesteld is. De netheid van de stad is overigens niet het enige punt waarin ons onburgerlijke gedrag tot uiting komt.

Uiteraard is in grote steden het individuele bewustzijn van het gemeenschappelijke welzijn doorgaans minder groot. Op dat punt lijkt Brussel echter de kroon te spannen. Aan een dermate complex probleem liggen meerdere verklaringen ten grondslag. Een element dat, naast de demografische groei, echter te weinig aandacht krijgt, is de constante vernieuwing van de Brusselse bevolking. De afgelopen decennia werd Brussel geconfronteerd met het massale vertrek van tienduizenden ‘historische’ Brusselaars naar de twee andere gewesten van het land. De laatste tien jaar alleen al heeft een derde van de inwoners de hoofdstad verlaten. Dat zij vervangen werden door andere inwoners, verandert niets aan het feit dat Brussel massaal wordt verworpen door de Brusselaars. Veel meer dan de hoofdstad van België of van Europa is Brussel de hoofdstad van het nomadisme geworden. Als we de stromen vanuit het buitenland meetellen, verlaat zeven procent van de Brusselse bevolking jaarlijks de stad. Dat betekent dat een inwoner van Brussel op dit moment gemiddeld iets langer dan vijftien jaar in de hoofdstad blijft. Omdat een minderheidsgroep sedentair blijft, ligt het gemiddelde voor de anderen wellicht veel lager. Het is echter moeilijker om van mensen op doortocht echte burgers te maken. Een huurder heeft logischerwijs minder aandacht voor de duurzaamheid van zijn wijk dan een (mede-)eigenaar die er woont.

Die realiteit komt ook tot uiting in de democratische participatie – en dus ook representativiteit. Er staan minder dan zeshonderdduizend inwoners ingeschreven op de lijsten, en slechts zo’n vierhonderdzestigduizend inwoners hebben bij de afgelopen verkiezingen een geldige stem uitgebracht, wat goed is voor veertig percent van de bevolking, tegenover ongeveer twee derde in de rest van het land. De Franstaligen mogen dan wel de draak steken met de beperkte representativiteit van de Nederlandstalige Brusselse parlementsleden, die halen ze dankzij een bepaalde vorm van democratische onrechtvaardigheid echter in. Slechts vijftienduizend Eurocraten, anders toch zo snel met hun kritiek op het slechte beheer van hun gaststad, schreven zich in om te gaan stemmen. Wat burgerzin betreft kan dat tellen.

De echte Brusselaars hebben de afgelopen veertig jaar massaal met hun voeten gestemd. Deels gaat het natuurlijk om legitieme voorkeuren, of om een typische Belgische cultuur die het enigszins moeilijk heeft met het fenomeen stad. Het volledige gebrek aan aandacht van het stadsbestuur voor die interne migratie is echter onrustwekkend. Herhalen dat huisvesting in Brussel te duur is, is wat makkelijk en doet denken aan intellectuele luiheid. Een oproep doen om de belasting te heffen op de locatie waar men werkt, zonder echter het ermee gepaard gaande stemrecht aan te bieden (geen belasting zonder vertegenwoordiging, zoals de Angelsaksen zeggen) is een fraaie illustratie van die zelfgenoegzaamheid. Brussel heeft niet eerst geld, maar een spiegel nodig.