Economisch partnerschap Wallonië - Vlaanderen moet prioriteit worden na de verkiezingen
‘Zelfs de meest nationalistische Vlaming of de meest regionale Waal moet toegeven: Wallonië blijft de belangrijkste handelspartner van Vlaanderen en vice versa, ver voor Frankrijk of Nederland’, schrijven Valère Piérard en Dorian Feron van de Vrijdaggroep. ‘Toch blijft het potentieel van het interregionale economische partnerschap onderbenut.’
Zelfs de meest nationalistische Vlaming of de meest regionale Waal moet toegeven: Wallonië blijft de belangrijkste handelspartner van Vlaanderen en vice versa, ver voor Frankrijk of Nederland. Toch blijft het potentieel van het interregionale economische partnerschap onderbenut.
Op papier is de vergelijking eenvoudig: Wallonië staat voor aanzienlijke uitdagingen met betrekking tot haar economische activiteit, het te lage aandeel van de private sector in de toegevoegde waarde, en de prestaties van de arbeidsmarkt. Aan de andere kant heeft het land ruimte, een jongere bevolking en arbeidskrachten. Vlaanderen daarentegen kan rekenen op een van de meest bloeiende economieën van Europa. Deze groei wordt echter belemmerd door een gebrek aan beschikbare grond en een tekort aan arbeidskrachten.
De synergiën lijken voor de hand te liggen. Maar Wallonië en Vlaanderen hebben samenwerking lange tijd als een illusie gezien. Sterker nog, de twee regio’s hebben vaak gedacht dat de drijfveren voor hun groei uitsluitend buiten de nationale grenzen lagen. Toch zou een vertegenwoordiging van het AWEX in Antwerpen waarschijnlijk een grotere economische return opleveren dan veel buitenlandse agentschappen.
Na de regionale verkiezingen zou het opbouwen van een nieuw economisch partnerschap de prioriteit moeten zijn van de nieuwe uitvoerende machten, met name in Wallonië. Dit zou een krachtige hefboom vormen voor economische herstructurering en een krachtig politiek antwoord zijn op de pessimisten.
Interregionale mobiliteit: de eeuwige uitdaging
De mobiliteit van werknemers wordt vaak beschouwd als de prioriteit van samenwerkingsmechanismen tussen Wallonië en Vlaanderen. En terecht: de potentiële voordelen zijn enorm. Volgens de cijfers van Forem werken tussen de 45.000 en 65.000 Walen dagelijks in Vlaanderen. 20.000 Vlamingen maken de omgekeerde reis. Dat is laag gezien het vorige samenwerkingsverband tussen FOREM en VDAB, dat alleen al in de periode 2018-2022 125.000 Franstalige werkzoekenden een baanaanbieding in het noorden van het land heeft opgeleverd. Van de ongeveer 40.000 vacatures die vandaag op de website van Forem beschikbaar zijn, komt een aanzienlijk deel uit Vlaanderen. In november 2023 hebben FOREM en VDAB overigens een nieuw akkoord gesloten om de mobiliteit van werknemers naar Vlaanderen te bevorderen en de vaardigheden – met name taalvaardigheden – van werkzoekenden te ontwikkelen.
Hoewel dit akkoord de juiste richting opgaat, kan worden betreurd dat er geen specifieke en meetbare gemeenschappelijke doelstellingen zijn vastgesteld. Het beperkt zich tot kwalitatieve doelstellingen die een continue evaluatie van de mechanismen bemoeilijken. Om dit tekort te verhelpen, heeft Vlaanderen besloten om zijn eigen doelstellingen vast te stellen. VDAB streeft er bijvoorbeeld naar om vanaf 2024 jaarlijks 12.500 Waalse werkzoekenden op de Vlaamse arbeidsmarkt te plaatsen, met een jaarlijkse groeidoelstelling van 3%. Stel je de ambitie voor: dat komt neer op het verdubbelen van het totale aantal Walen dat in minder dan vier jaar in Vlaanderen werkt! Het is nu aan Forem en de Waalse regio om snel meetbare ambities vast te stellen.
Welke prioriteiten voor samenwerking tussen de regio’s?
Als het nieuwe economische partnerschap tussen onze twee regio’s een stevige basis wil leggen, moet het verder gaan dan alleen de mobiliteit van werknemers. Op welke prioritair terreinen moet het zich concentreren Allereerst is er de noodzaak om investeringen en bedrijfsvestigingen te stimuleren. Wallonië beschikt bijvoorbeeld over talrijke industrieterreinen die van strategisch belang zijn. In de afgelopen decennia zijn deze terreinen echter niet optimaal herbestemd vanwege onzekerheden over saneringskosten en te langdurige administratieve procedures. Er moeten politieke en financiële maatregelen worden genomen, in samenwerking met de private sector, om Vlaamse bedrijven aan te moedigen zich daar te vestigen. Dit vereist vastberadenheid en ambitie: de toekomstige Minister-President moet als het ware een ambassadeur zijn voor Wallonië, van Kortrijk tot Antwerpen.
Daarnaast is er de kwestie van onderwijs en opleiding. Een betere beheersing van de nationale talen zal de banden tussen de regio’s versterken. Het opzetten van mechanismen die kortetermijnverblijven in secundaire scholen van de andere taalgemeenschap, professionele stages en leertrajecten vergemakkelijken, zou aan deze behoefte kunnen voldoen, voor studenten van alle richtingen. Deze mechanismen kunnen worden ondersteund door financiële prikkels.
Tot slot moeten de twee regio’s hun samenwerking versterken op andere terreinen waar de huidige inspanningen ondanks duidelijke voordelen ontoereikend blijven. Dit omvat bijvoorbeeld industriebeleid, onderzoek en ontwikkeling, ruimtelijke ordening en huisvesting.
Een krachtig en coherent politiek antwoord
Het opbouwen van een gemeenschappelijke toekomst moet de prioriteit zijn van de toekomstige regionale en gemeenschapsbesturen. Concrete resultaten op dit gebied zouden een heldere en verenigende politieke visie voor ons land schetsen. Ze zouden ook een krachtige politieke boodschap zijn aan degenen die de toenemende economische divergentie tussen de regio’s als onoverkomelijk beschouwen.