Niet gelijkheid maar billijkheid moet de economische inzet van de 21e eeuw worden

Laurent Hanseeuw, econoom, o.a. verbonden aan de ULB, en lid van de Vrijdaggroep. Ook verschenen op knack.be op 27 januari 2017.

Een eminente universiteitsprofessor wees me er ooit op dat 'gelijke kansen een rechts idee is’. Hoe provocerend deze uitspraak ook lijkt, uit zijn mond klonk ze niet zo. Als overtuigd gelijkheidsdenker vond hij het niet met zijn idee van links overeenstemmen dat het begrip ‘gelijkheid’ tot de vertrekpositie wordt beperkt. Zo bekeken, klinken de ideeën die de Franse economist Thomas Piketty in zijn boek ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’ neerschreef en het wereldwijde debat dat op de publicatie volgde, veel minder marxistisch dan de titel suggereert.

Verwarring over wat zonneklaar is

Het wordt algemeen als een belangrijke verwezenlijking van Piketty gezien dat hij in zijn boek een indrukwekkende verzameling historische gegevens presenteert die de evolutie en de verdeling van de inkomens en vermogens in heel wat ontwikkelde landen illustreren (Frankrijk, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Zweden, enz.). Bij het lezen van deze gegevens blijkt onmiskenbaar dat de ongelijkheden toenemen en zelfs recordniveaus bereiken.

Hoewel over de vaststelling op zich geen discussie meer lijkt te zijn, bestaat er lang geen eensgezindheid over wat de toekomst zal brengen. Piketty en discipelen gaan uit van een economische geschiedenis die zich lineair verderzet en voorspellen op die basis dat de inkomens- en vermogensongelijkheden op dezelfde manier verder zullen blijven evolueren. Maar daarmee lijken ze hypothese en realiteit met elkaar te verwarren.

Meer of minder ongelijkheid?

De kern van zijn stelling over een alsmaar sterkere toename van de ongelijkheden berust op het idee dat de vermogens sneller groeien dan de inkomens, wat de voorbije dertig jaar de realiteit was. Beweren dat deze evolutie zich in de toekomst zonder twijfel zal doorzetten, lijkt echter wat kort door de bocht. Een cocktail van uiteenlopende factoren heeft deze trend op gang gebracht. Enerzijds steeg het aantal beschikbare werknemers gevoelig door de globalisering ten gevolge van de liberalisering van China en de val van het Sovjetregime. Omdat anderzijds de vraag naar werkkrachten afnam onder invloed van belangrijke technologische innovaties, kwamen de lonen – en vooral die van de minst gekwalificeerde werknemers in de ontwikkelde landen – zwaar onder druk te staan. Als gevolg van al deze omwentelingen en vooral ook door het ontwikkelingsmodel waarvoor China en andere Aziatische landen kozen, steeg het wereldwijde spaartegoed aanzienlijk terwijl de investeringen niet even sterk groeiden. Dit leidde onvermijdelijk tot een verlaging van de reële rentevoeten, waardoor de waarde van de bestaande activa steeg en dus ook de accumulatie van de rijkdom toenam.

Het is echter niet gezegd dat een dergelijke evolutie zich in de komende eeuw zal herhalen. Het is ten eerste niet onmogelijk dat we binnen afzienbare tijd een piek in de wereldwijde actieve bevolking zien, wat voor een opwaartse druk op de lonen en inkomens kan zorgen. In China zijn de eerste tekenen van dit gebrek aan arbeidskrachten en de daaruit volgende stijging van de lonen al merkbaar. Het is niet zeker dat de arbeidskrachtreserves die in India en Afrika nog aanwezig zijn, zodanig kunnen worden georganiseerd dat zij een geloofwaardig alternatief vormen voor de Chinese fabriek. Door de vergrijzing in het Westen en Azië en onder invloed van de veranderende structuur van de Chinese economie – minder sparen en investeren, meer consumeren – zou het wereldwijde spaartegoed in de komende decennia kunnen gaan afnemen. Daardoor zou een opwaartse druk op de reële rentevoeten ontstaan, terwijl de waarde van de activa zou afnemen.

Hoeft het nog gezegd dat er geen zekerheid bestaat over deze potentiële scenario’s en dat delokalisering, automatisering en robotisering als reële bedreigingen gezien worden. De vrees dat de ongelijkheden daardoor verder zullen toenemen wordt in ieder geval door steeds meer mensen gedeeld en geeft zowel populistisch en demagogisch rechts als links de wind in de zeilen.

Erfgenaam of ondernemer?

Als we moeten wachten op een kristallen bol vóór we in actie mogen komen, gebeurt er natuurlijk nooit wat. Het feit dat verontrustende en groeiende ongelijkheidsniveaus worden vastgesteld, is voldoende reden om te hervormen. Om te voorkomen dat er zich een rentenierseconomie van erfgenamen ontwikkelt die onze broze meritocratische mechanismen verder wegdrumt, stelt hij een wereldwijde kapitaalbelasting voor. Maar precies door dit voorstel bezondigt Piketty zich aan ideologische luiheid in plaats van zijn – tot op dit punt briljante – intellectuele denkoefening voort te zetten.

Niet zozeer de onuitvoerbaarheid van Piketty’s voorstel verdient kritiek – al valt er wel wat over te zeggen – maar wel het feit dat het geen oplossingen biedt voor de kern van het probleem. Door al het kapitaal zonder onderscheid te belasten, stelt hij een erfgenaam echter gelijk aan een ondernemer. Hij behandelt een rentenier die van zijn dividenden en liquide activa leeft op dezelfde manier als de aandeelhouder van een vennootschap die zijn kapitaal volledig herinvesteert zonder aan de inkomsten ervan te raken.

Vaccin en remedie

Logischer zou dus een belasting op de overdracht van kapitaal zijn, en niet op het kapitaal zelf. Het zou uiteraard moeilijk zijn om een belasting van 100% op de overdracht van kapitaal in te voeren, al zouden we pas dan van een echte meritocratie kunnen spreken. De betaling van successierechten in geld zou overigens een groot risico inhouden voor de economische structuur van onze ondernemingen. Bedrijven zouden zich bijvoorbeeld gedwongen kunnen zien om te ontbinden.

Niets belet ons echter om vindingrijk te zijn. Waarom zouden we niet denken aan de betaling van successierechten in natura? En moeten belastingen altijd aan de staat zelf worden betaald? Waarom staan we geen gedeeltelijke of volledige betaling toe aan (uitdrukkelijk door het Parlement erkende) stichtingen voor openbaar nut? Het is voorbijgestreefd om te denken dat de overheidsadministratie op haar eentje een herverdeling tot stand kan brengen.

In tegenstelling tot wat de titel van zijn boek zou kunnen doen vermoeden, heeft Piketty niets van een marxist. Hij noemt zichzelf ‘levenslang gevaccineerd tegen het conventionele en luie antikapitalistische discours’. Niet kapitaal is het probleem, wel kapitaaloverdracht. We moeten namelijk voorkomen dat ongelijkheid van generatie op generatie overgaat. De gelijkheidsutopie is een ideologische strijd die in de vorige eeuw al verloren werd. De strijd voor een billijkere en meritocratische samenleving is een uitdaging die we nog tot een goed einde moeten zien te brengen.