‘Het wordt hoog tijd dat Waalse kinderen terug Nederlands leren’

Nog maar 35% van de Waalse jongeren kiest voor Nederlands op middelbare school. Dorian Feron, een tweetalige Waal die zelf school liep in Vlaanderen, ziet in het Waals regeringsakkoord eindelijk de opportuniteit om daar verandering in te brengen. Een bericht van over de taalgrens.

De tweetaligheid is dood en niemand zal haar weer tot leven kunnen wekken!” pronkte François Bovesse, een Franstalige politicus die later zou uitgroeien tot een groot verzetsman, vol trots op 14 juli 1932. Het parlement had namelijk net de eentaligheid van het lager en middelbaar onderwijs goedgekeurd: Vlaamse kinderen zouden voortaan school lopen in het Nederlands en Waalse kinderen in het Frans.

Deze wet droeg in zich de kiem van de regionale eentaligheid die ondertussen rotsvast verankerd zit in onze staatsstructuur met twee zorgvuldig afgebakende taalgebieden. Slechts een handvol halfzachte dromers durft nog te denken dat een tweetalig België tot de mogelijkheden behoort.

Helaas interpreteren velen deze regionale eentaligheid – al dan niet bewust – als een vrijgeleide om de taal van de andere taalgemeenschap niet meer te leren.

Non, merci!

Dat blijkt ten overvloede uit het aanbod van taalvakken in de middelbare scholen van de Federatie Wallonië-Brussel: de lessen Nederlands – die in Brussel verplicht zijn – zijn in de Waalse scholen facultatief. Leerlingen kunnen er kiezen tussen Nederlands óf Engels (of Duits) als verplichte vreemde taal. Concreet betekent dit dat een Waalse leerling zijn middelbare school kan afsluiten zonder ook maar één uur Nederlands te hebben gevolgd!

Deze vrijheid heeft ertoe geleid dat het aantal leerlingen dat voor Nederlands kiest, drastisch afgenomen is. Terwijl in 2005 nog de helft van de leerlingen voor het Nederlands koos, schommelt dit cijfer nu rond 35 %. Deze realiteit vertaalt zich in een alarmerende vaststelling: slechts 8,9 % van de schoolgaande jeugd in Wallonië acht zich in staat om deftig Nederlands te spreken.

Einde van de keuzevrijheid?

In het kersverse regeerakkoord van de Federatie Wallonië-Brussel kondigt de regering dapper aan om een breed openbaar debat te voeren over de wenselijkheid om Nederlands (of Duits) verplicht als eerste vreemde taal te kiezen.

Hopelijk leidt dit debat ertoe dat alle Waalse jongeren verplicht Nederlands krijgen op school. De Waalse en Vlaamse economie zijn nauw met elkaar vervlochten en zullen dit blijven, ongeacht de grondwettelijke evolutie die het land nog ondergaat. In Brussel is het een heuse krachttoer om zonder enige kennis van het Nederlands werk te vinden. Het Engels is uiteraard niet meer weg te denken uit de zakenwereld, maar wie de moedertaal van zijn gesprekspartners beheerst, slaagt er toch in om zijn persoonlijke relaties met collega’s of klanten veel beter uit te bouwen. Een taalvoordeel wordt op die manier al gauw een economisch voordeel.

Economische overwegingen mogen echter niet de enige motivatie zijn om Nederlands te leren. Walen moeten deze taal ook absoluut beheersen om zich een ongefilterd beeld te kunnen vormen van het noorden van het land. Enkel op die manier zullen Walen Vlamingen beter begrijpen en kunnen beseffen dat Vlaanderen een uitzonderlijk rijke cultuur heeft, die zowel volks en feestelijk als avant-gardistisch is. Ook een Ardennees zou het uitschateren bij het zien van een aflevering van ‘Het Eiland’, terwijl een Luikenaar zich helemaal in zijn sas zou voelen op de Gentse Feesten.

Het spreekt voor zich dat de lessen Nederlands op school niet zullen volstaan om de taal perfect te beheersen. Ze kunnen echter wel de vonk laten overslaan, zodat jongeren zin krijgen om op taalstage te gaan, hun kennis te verdiepen met technologische tools of simpelweg een Vlaamse krant open te slaan.

En het Engels?

Sommigen zullen antwoorden dat het Engels de hoeksteen is van elke oplossing voor het Belgische taalprobleem. Aangezien de taal van Shakespeare een grotere aantrekkingskracht heeft en de Angelsaksische cultuur alom aanwezig is, zullen Walen sneller Engels leren, een taal die Vlamingen doorgaans ook machtig zijn. Nochtans is het hier geen of/of-verhaal: het is mogelijk om beide talen te leren. Onze Luxemburgse buren spreken zelfs drie talen vloeiend wanneer ze de middelbare school verlaten.

Vooral de wens van de grote meerderheid van de Franstaligen om de Belgische eenheid te bewaren – en zonder in een kleingeestig belgicisme te vervallen – zou zich moeten vertalen in de bereidheid om de taal van de meerderheid van de Belgische bevolking te leren.

De nieuwe regering van de Federatie Wallonië-Brussel heeft de moed gehad om het debat te heropenen. Zij moet er nu voor zorgen dat er een einde wordt gemaakt aan deze incoherentie en dan de Walen van morgen beter het Nederlands beheren. Dit zou ook een sterk signaal naar Vlaanderen toe zijn en op termijn de band tussen de gemeenschappen lijmen.